
Onlangs verscheen het artikel ‘Politici zonder partij’, over Nederlands neoliberalisme in de jaren vijftig, in de BMGN. Hieronder vind je de openingsalinea’s en de link naar het volledige artikel.
Soms zijn ideeën sterker dan partijen. In de zomer van 2016 leidde het raadgevend referendum over het EU-lidmaatschap van Groot-Brittannië tot een Brexit die door weinigen was voorzien, en door weinig beroepspolitici werd beoogd. Vijfentwintig jaar eerder werd de Sovjet-Unie ontbonden. Historici zijn het er in de regel over eens dat haar val voor een belangrijk deel werd veroorzaakt door economisch falen en een opeenvolging van politieke en geopolitieke ‘evenementen’ aan de oostzijde van het voormalige IJzeren Gordijn. Het ideologisch vacuüm dat de heilstaat achterliet, is hiermee echter nog allerminst verklaard en verdeelt experts tot op het bot.1 Of neem de culturele revolutie van de jaren zestig, de daaruit volgende gezagscrisis en de groeiende aandacht voor ‘postmateriële waarden’: politiek zeer invloedrijk, maar niet tot partijpolitiek te reduceren. Ideeën hebben een eigen uitwerking op de politiek, vooral in tijden van grote, plotselinge veranderingen, maar die invloed valt gemakkelijker te observeren dan te analyseren.
In dit artikel wil ik een poging tot analyse doen door de aandacht te richten op het vroege neoliberalisme in Nederland. Over Nederlands neoliberalisme is nagenoeg niets bekend. Sinds een jaar of vijf gebruiken historici het begrip steeds vaker om de verzakelijkingspolitiek van Ruud Lubbers in de jaren tachtig te typeren – zonder het verschijnsel van een duidelijke afbakening of definitie te voorzien.2 En dat terwijl het neoliberalisme in Nederland een veel langere traditie kent, die bovendien concreet valt te traceren. Centrale ideeën achter het neoliberalisme kregen in Nederland al in de late jaren dertig van de vorige eeuw voet aan de grond. Na de oorlog slaagden zelfverklaarde neoliberalen er bovendien in deze ideeën om te zetten in een concrete politieke agenda, waarmee zij ten strijde trokken tegen sociale zekerheid van wieg tot graf. Zij meenden dat de overheid de markt niet moest inperken (sociaal-liberalisme), noch vrij moest laten (klassiek-liberalisme), maar moest aanjagen. Daartoe voerden de neoliberalen kort na de Tweede Wereldoorlog een felle ideeënstrijd binnen gevestigde politieke partijen die van grote invloed was op het politieke speelveld tijdens de wederopbouwperiode. Door hun succes in dit artikel centraal te stellen, wil ik inzicht verschaffen in de wijze waarop ideeën kunnen bijdragen aan politieke machtsvorming en wil ik laten zien hoe historici de relatie tussen ideeën en machtsvorming zichtbaar kunnen maken.
- Zie voor twee recente voorbeelden Philipp Ther, Europe Since 1989. A History (New Jersey en Oxford 2016); Dan Stone, Goodbye to All That? The Story of Europe Since 1945 (Oxford 2014) 161-195.
- Duco Hellema, Nederland en de jaren zeventig (Amsterdam 2012) 261; Piet de Rooy, Ons stipje op de waereldkaart. De politieke cultuur van Nederland in de negentiende en twintigste eeuw (Amsterdam 2014) 268; James Kennedy, Een beknopte geschiedenis van Nederland (Amsterdam 2017) 365-369.